Deejay zijn is een vak. En om je vak goed uit te oefenen zijn talent en een goede leerschool nodig; zoals je bij een kunstenaar kunt zien of hij wel of geen klassieke achtergrond heeft en zoals je bij een kok proeft of hij wel of niet door de meesters uit zijn vak is getraind, zo hoor je bij een deejay of hij verstand heeft van muziek. Dat heeft DJ Maestro (a.k.a Martijn Barkhuis, Groningen, 1970).
Hij groeide op in een muzikaal gezin, kreeg op zijn zevende een viool in zijn handen gedrukt en speelde zijn hele jeugd in jeugdorkesten. Hoewel hij als twintiger zijn hart verloor aan de Amsterdamse clubscene, is die klassieke achtergrond nog altijd goed te horen aan zijn originele keuzes, aan zijn perfecte opbouw en vooral: aan zijn vlekkeloze manier van mixen. Daarnaast bezit hij de gave om vergeten klanken nieuw leven in te blazen.
Zijn Blue Note Trips, de acht compilaties die hij maakte voor het legendarische jazzlabel Blue Note, werden een wereldwijd succes. Het zorgde er niet alleen voor dat Maestro vijf platina platen kreeg, een van de meest indrukwekkende vinyl-collecties van Nederland kon opbouwen en al jaren de wereld over reist om in prestigieuze clubs te draaien, maar ook dat hij geldt als de man die jazz ontdeed van zijn stoffige imago.
Daarom werd hij na Blue Note door het label Verve gevraagd om ook in hun archieven te duiken en wederom een ijzersterke compilatie samen te stellen. What’s next? Een contract bij Bethlehem Records in New York, beter bekend als de platenmaatschappij waar Nina Simone ooit debuteerde. Ook daar gaat Maestro doen waar hij zo goed in is: vergeten jazz-artiesten opnieuw op de kaart zetten.
Dat hij daar ook nog onweerstaanbaar bij kijkt is mooi meegenomen, maar dat is niet wat hem een goede deejay maakt.